Hij verhuisde naar Brussel waar hij drie jaar lang bij de schilder Willem Roelofs in de leer was. In 1868 bracht hij met zijn broer Taco een bezoek aan het Duitse waddeneiland Norderney en raakte gefascineerd door de zee, zozeer zelfs dat hij het jaar daarop naar Den Haag verhuisde waar hij elke dag zee en strand kon gadeslaan en vastleggen. In 1870 stuurde hij twee schilderijen in voor de Parijse Salon en won, als volslagen onbekende, met zijn "Les Brisants de la Mer du Nord" de gouden medaille. Dit betekende Mesdags grote doorbraak en met zijn al vroeg ontwikkelde handelsgeest wist hij in de volgende jaren in binnen- en buitenland zijn naam te vestigen. Zijn faam als zeeschilder leverde hem in 1880 de opdracht op van een Belgische firma om een panorama te schilderen. Na het faillissement van de Belgische firma kocht hij in 1886 zijn Panorama, dat hij als één van zijn belangrijkste werken beschouwde. Hij nam de financieel onaantrekkelijke exploitatie zelf ter hand en droeg tot aan zijn dood jaarlijks uit eigen zak bij om de verliezen te dekken. Hij ondernam ingrijpende verbouwingen, waarbij onder meer de huidige zalen werden aangebouwd voor het tentoonstellen van werken die zijn faam als zeeschilder recht deden.
Mesdag was inmiddels een zeer geziene figuur in het Haagse kunstleven. Sinds zijn komst naar Den Haag was hij lid van Pulchri Studio, waarvan hij van 1889 tot 1907 voorzitter was en vervolgens erevoorzitter. Hij nam rond 1900 het initiatief tot de verhuizing van het genootschap naar het pand aan het Lange Voorhout en financierde met zijn vrouw een deel van de verbouwing. In 1876 was hij één van de oprichters van de Hollandsche Teekenmaatschappij, waarvan hij voorzitter was tot 1885. Met Sientje had Mesdag een huis laten bouwen aan de Laan van Meerdervoort, waarin ook hun verzameling eigentijdse Franse en Nederlandse kunst gehuisvest was. Huis en verzameling, tegenwoordig De Mesdag Collectie, schonk hij in 1903 aan de Nederlandse Staat.
Om de toekomst van Panorama Mesdag veilig te stellen, richtte Mesdag in 1910, na de dood van zijn vrouw in 1909, een familievennootschap op. De 33 neven en nichten van hem en zijn vrouw kregen allen een aandeel in deze vennootschap en aanvaardden daarmee gezamenlijk de zware taak zorg te dragen voor de exploitatie en instandhouding van Panorama Mesdag. Hun nazaten doen dat nog steeds, tot op de dag van vandaag. Zo is Panorama Mesdag, dat al ruim 120 jaar de bezoeker een magische ervaring van ruimte biedt in de tijd van weleer, een uniek cultuurhistorisch erfgoed, in stand gehouden door particulier initiatief.
Hendrik Willem Mesdag overleed op 10 juli 1915 na een langdurig ziekbed.
De Glazen Cylinder
Introductie > Perspectief en Illusie
In de Middeleeuwen lag bij de schilderkunst duidelijk de nadruk op het overbrengen van een religieuze boodschap. Schilderijen uit die tijd vertellen vaak hoe je je moet gedragen, en wat je vooral niet moet doen om uit de hel te blijven. In veel van deze schilderijen valt op dat ze niet 'kloppen': Dingen lijken van tafel te vallen, de afbeelding lijkt plat, belangrijke mensen worden groter afgebeeld dan anderen, enzovoort.
Toen in de Renaissance (15e en 16e eeuw) de mens meer centraal werd gezet in de schilderkunst, werd er meer wetenschappelijk naar schilderijen gekeken. Het doel werd veel meer om een voor de toeschouwer realistische ervaring over te brengen. Om dit te bewerkstelligen werden enkele trucjes uitgevonden. De horizon in schilderijen werd voorheen daar neergezet waar dat het best uitkwam voor de voorstelling. In de Renaissance vonden schilders uit dat wanneer de horizon op ooghoogte van de toeschouwer werd gezet dit een realistischer beeld opleverde. Bovendien werden schilderijen op steeds grotere doeken gemaakt, zodat de toeschouwers eerder het gevoel kregen dat zij ook in het schilderij stonden.
Ook de regels van het centraal-perspectief werden in deze tijd ontdekt. Voor eenvoudige objecten zoals kubussen is het redelijk eenvoudig om perspectief te laten zien. De figuur hiernaast toont een kubus, eerst gezien van bovenaf, en dan zoals een toeschouwer op het aangegeven punt het zou zien. In de afbeelding zien we dat lijnen die parallel aan elkaar lopen (zoals de onder- en bovenrand van een vlak van de kubus) in het perspectief samen lijken te komen op de horizon. Hierdoor wordt ook een kubus die verder weg staat kleiner. Een ingewikkelder object of figuur in perspectief tekenen (zoals bomen, schepen, maar natuurlijk ook mensen) is natuurlijk moeilijker dan een kubus tekenen. Vandaar dat schilders verder zochten naar trucjes om het makkelijker te maken. Ze kwamen er achter dat wanneer de verhoudingen en de verdwijnpunten eenmaal goed op papier of canvas staan, de details dan later in te vullen waren. Ook bedachten ze dat een scène 'overtrekken' natuurlijk makkelijker is dan een scène 'gewoon natekenen'. Als je één oog dichthoudt en dan je hoofd niet beweegt, merk je dat je best de vormen die voor je staan over zou kunnen trekken in de lucht met een pen. Misschien kun je je dat nog beter voorstellen als je voor een ruit staat. Je zou dan op het glas een stuk overtrekpapier kunnen hangen en - als het buiten licht genoeg is - de dingen in de tuin of straat kunnen overtrekken. In de Renaissance deden ze het meestal nog een beetje anders: in een gravure van Albrecht Durer zien we hoe hij zijn scène opdeelt in allemaal kleine hokjes. Die hokjes kan hij stuk voor stuk natekenen, en zo bouwt hij zijn perspectief op.
We springen een stuk verder in de tijd. Rond 1785 bedacht een jonge Ierse schilder en tekenleraar een manier om zijn publiek nog beter de sfeer van zijn schilderij te laten beleven. Schetsend op een heuvel buiten Edinburgh in Schotland raakte Robert Barker waarschijnlijk zo onder de indruk van dit adembenemende vergezicht, dat hij besloot om een schilderij te maken van het hele uitzicht. Om het hele uitzicht in één schilderij af te beelden was het nodig om het schilderij in het rond om de toeschouwer heen te zetten.??Barker experimenteerde met technieken om perspectief te vervolmaken, maar merkte daarbij dat de regels voor perspectief zoals ze in de Renaissance waren ontwikkeld niet werkten op een rond schilderij. Toch lukte het Barker om een 'rond' schilderij te maken, en in 1787 vroeg hij patent aan op zijn methodes. Hij noemde zijn vinding eerst "La nature à coup d'oeil", vrij vertaald "de natuur in zicht". Al snel hernoemde hij het 'panorama', afgeleid van de Griekse woorden "pan" (alles) en "horama" (zicht). Het lijkt geen al te grote stap te zijn van grote schilderijen met weidse landschappen naar een schilderij dat op een cilindrisch (krom) doek geschilderd is. Toch merkte Barker dat er rare dingen gebeuren op zo'n schilderij, vooral met het perspectief. De regels van het perspectief gaan er van uit dat de toeschouwer op één punt stil staat, en recht voor zich uitkijkt. In de prent van Albrecht Durer zien we dat hij zijn oog op één bepaalde plek houdt door middel van een steuntje met daarop een ring waar hij doorheen kijkt. Alleen met zo'n vast standpunt zijn er verdwijnpunten op een 'vaste plek' op de horizon. Als je je hoofd draait, dan draaien de verdwijnpunten met je mee, en verschuiven dus over de horizon; het perspectief verandert.
Ook voor panorama's zijn trucjes uitgevonden om toch afbeeldingen te maken waarbij het perspectief klopte. Eigenlijk lijken die trucs heel erg op de overtrektrucs voor gewoon perspectief. Panorama-schilders lieten een niet al te grote glazen cilinder maken, en zetten die neer op de plek waar ze hun panorama wilden schilderen. Door midden in de glazen cilinder te gaan staan, konden ze het uitzicht om hen heen 'overtrekken' met witte lijnen op de glazen cilinder. Mesdag heeft ook zo'n cilinder gebruikt voor zijn panorama in de Scheveningse duinen, en de glazen cilinder is nog steeds te bewonderen in het midden van het platform (midden tussen de wenteltrappen die naar het panorama leiden).??Als de schilders de scène aan de binnenkant van de glazen cilinder hadden getekend, konden ze eventueel een langwerpig vel papier om de cilinder wikkelen, en de scène daar dan weer op overtrekken. Op deze manier konden ze een platte (uitgerolde) weergave maken van het cilindrische schilderij. Op zo'n uitgerold schilderij valt op dat rechte lijnen die in perspectieftekeningen recht naar de verdwijnpunten op de horizon lopen, nu opeens gekromd worden door het steeds veranderende perspectief. Verticale lijnen blijven trouwens nog steeds recht en verticaal.
Om de illusie van het panorama nog meer te verhogen probeerden panoramaschilders steeds meer om de overgang tussen het schilderij en de echte, fysieke ruimte waar de toeschouwer zich bevond te verbergen. Zo ontstond het concept van het 'faux terrain', ofwel 'vals terrein'. In de dwarsdoorsnede zien we behalve het cilindrische doek en het plateau waar de toeschouwer op staat een soort landschap, dat voor de toeschouwer naadloos aansluit bij het tafereel van het panorama. Ook de begrenzing van de bovenkant van het schilderij wordt aan het oog onttrokken door een afdak boven de hoofden van de toeschouwers. Verder wordt ervoor gezorgd dat de belichting van het valse terrein overeenkomt met de belichting in het schilderij. Op deze manier is er voor de toeschouwers geen duidelijke overgang tussen hun directe omgeving en het schilderij. Ook wordt in panorama's vaak gebruik gemaakt van subtiele achtergrondgeluiden waardoor het nog meer lijkt alsof je je in de scène van het schilderij zelf bevindt.
In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond een ware hype rond dit soort grootschalige, geschilderde panorama's. Er werden voor de panorama's - die soms wel 100 meter in omtrek en meer dan 15 meter hoog waren - speciale cilindrische gebouwen geplaatst. Toen media als televisie en (bioscoop-)journaals nog niet bestonden, vormden panorama's de enige manier voor een grote massa mensen om een indruk te krijgen van belangrijke gebeurtenissen. De panorama's van De slag bij Gettysburg (geschilderd in 1883 door Paul Philippoteaux, nu nog te zien in Gettysburg in de VS) en het panorama van De Slag bij Waterloo (geschilderd in 1912 door Louis Dumoulin) zijn mooie voorbeelden van deze toepassing van panorama's. Met de komst van bioscopen en later televisie is het panorama een beetje in de vergetelheid geraakt. Bewegend beeld bleek een grotere aantrekkingskracht te hebben dan de imposante panorama's. Veel panorama's werden niet meer onderhouden, gebouwen brandden af of werden gesloopt. Nu zijn er nog maar een zo'n 30 grote (historische) panorama's, verspreid op de wereld. Panorama Mesdag in Den Haag is het oudste historische panorama dat nog op zijn oorspronkelijke plek te bewonderen is.
De laatste jaren is er opeens weer belangstelling voor panorama's, maar vanuit een hele andere hoek dan vroeger: fotografie. Als je op vakantie een foto maakt, dan merk je soms dat er op de echte vakantieplek veel meer te zien was dan er uiteindelijk op één zo'n kleine foto te zien is. Een mooi uitgestrekt landschap ziet er op een foto heel anders uit. Sommige mensen maken om toch meer van de plek te laten zien een paar foto's, die ze dan later op tafel als een legpuzzel naast elkaar kunnen leggen. Als je foto's op deze manier naast elkaar legt merk je dat ze nooit goed aan elkaar passen. Het probleem zit hem in het verdraaien van het standpunt. Hierdoor verdraait ook het perspectief tussen de twee standpunten, en daardoor passen twee foto's die op zichzelf een goed perspectief hebben niet aan elkaar.
Met computers en de komst van digitale beeldbewerking is hier verandering in gekomen. Foto's kunnen - als ze eenmaal in de computer staan - zo worden vervormd, dat een naadloos panorama ontstaat. Deze techniek van foto's met de computer vervormen en aan elkaar plakken is al in de jaren 80 ontwikkeld, maar werd pas eind jaren 90 snel populair. Toen werd goede foto's maken met digitale camera's namelijk een stuk betaalbaarder. Voor het maken van panorama's is dat belangrijk, omdat je redelijk veel foto's moet maken (afhankelijk van de camera snel 20 tot 30 foto's) om een redelijk panorama te krijgen. Met camera's die nog met fotorolletjes werken wordt het maken van panorama's dan al snel een dure hobby. Bovendien vervalt bij het maken van digitale foto's het laten ontwikkelen en afdrukken van de foto's en het scannen in de computer zodat het panorama kan worden gemaakt. De digitale panorama's kunnen net zoals digitale foto's worden uitgeprint. Dat moet dan wel liefst op langwerpig, 'panoramisch' papier gebeuren. Er is ook een andere manier ontwikkeld om naar de panorama's te kijken, op de computer. Er zijn computerprogramma's waarmee de panorama's zo worden bewerkt, dat de vervormingen in het perspectief weer ongedaan worden gemaakt door maar een stukje van het panorama tegelijk te laten zien en dat terug te vormen naar een 'gewone foto'. Door te klikken en slepen met de muis kun je dan als het ware zelf in het rond kijken op de plek waar het panorama is gemaakt. Veel van die programmaatjes werken samen met een web-browser, zodat je bijvoorbeeld op de website van een hotel alvast een kijkje in één van de kamers kunt nemen, of een voorproefje nemen van je vakantie bestemming. En dat is eigenlijk min of meer waar de geschilderde panorama's ooit ook voor bedoeld waren: het publiek de kans geven om op een bepaalde plek en/of bij een bepaalde gebeurtenis aanwezig te zijn.
Panorama Mesdag BV
Zeestraat 65
NL-2518 AA Den Haag
+31 (0)70-3106665
info@panorama-mesdag.com
http://panorama-mesdag.com