|
|
|
|
Colofon
Emeritaatsrede prof.dr.ir. Mick Eekhout
20 maart 2015 Leerstoel Productontwikkeling, TU Delft
Copyright: Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op een andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Auteur: Mick Eekhout
Redactie: Mick Eekhout
Lay out: Saphira Jon, Octatube
ISBN: 978-94-90674-02-1
Uitgever: leerstoel Productontwikkeling / TU Delft
www.mickeekhout.nl
www.concepthouse.bk.tudelft.nl
drukker: Sieca Repro, Delft
www.sieca.nl
sponsor: Octatube, Delft
www.octatube.nl
|
|
|
UITTREEREDE VAN PROF.DR.IR.MICK EEKHOUT
Technologisch ontwerpen in spagaat tussen innovaties en wetenschap
Uittreerede van prof.dr.ir.Mick Eekhout
als hoogleraar Productontwikkeling TU Delft
20 maart 2015
|
|
Posted 29 March 2015
|
Share this:
|
|
Mijnheer de Rector Magnificus, leden van het College van Bestuur,
Collegae hoogleraren en andere leden van de universitaire gemeenschap,
Zeer gewaardeerde toehoorders, dames en heren,
In mijn studententijd tussen 1968 en 1973 was ik na een praktische werkperiode bij professor Frei Otto in Stuttgart en dr. Renzo Piano in Genua, drie jaar lang student-assistent aan de faculteit Bouwkunde. Zeer geïnspireerd door deze twee pioniers en reuzen in de hightecharchitectuur, heb ik getracht lichte ruimtelijke constructies te beschrijven, samen met medestudenten daar boeken over te maken en een aantal seminars van twee weken te organiseren waar met 20 man een ruimtelijke constructie werd ontworpen en gebouwd. Ik kreeg volledige vrijheid van handelen. Het was een enerverende en opwindende tijd naast de reguliere studie. In 1973 ben ik afgestudeerd op het ontwerpen van een complex gebouw en een constructief ruimtevakwerksysteem, het Octatube systeem. Het zou in 1983 de naam worden van mijn ‘design & build’ bedrijf als historische start-up van de TU Delft.
|
|
|
|
|
De oratie was filosofisch en poëtisch, in de verwachting om een hoger niveau van bewustzijn en inzicht te bereiken dan mogelijk was in een design & build bedrijf in de praktijk. Het was een zoektocht naar Verlichting. Het publiceren zou niet meer stoppen. De discussies werden steeds wetenschappelijker.
Om met collega Hugo Priemus te spreken in één van de nawoorden van de 12 boeken: “Mick schuift als ontwerper een beetje op in de richting van de wetenschap”. Ondertussen zijn er bijna 24 jaar voorbij gesneld met veel onderwijs, onderzoek, ontwikkeling en valorisatie. Er liggen nog steeds interessante innovaties voor de boeg. Het zelfvertrouwen is gegroeid en de overzicht is groter geworden.
Design & build innovaties als attitude
Wat was de motivatie om als oprichter/directeur van een innovatief ‘design & build’ bedrijf aan een deeltijdprofessoraat te beginnen?
-Om innovatieve ervaringen te generaliseren en te delen met studenten;
-Om de ondernemingslust voor innovaties over te dragen;
-Om discussies en debatten op een hoger niveau aan te gaan;
-Om op academisch niveau te filosoferen en te publiceren;
-Om wat meer cohesie in de branche te brengen.
Dat waren de uitdagingen. Na discussies, ideeën en concepten te ontwerpen, gepaste acties te ondernemen en daarover te publiceren. Daarover niet al te stil te zijn, wel bescheiden maar tevens extrovert.
Start van de leerstoel
Terug naar het begin van de leerstoel in 1992. In de eerste jaren zijn er een stuk of 15 publiekstoegankelijke symposia georganiseerd, met veel belangstelling van buiten. Dus een grote externe gerichtheid naar de bouw en gebouweigenaars.
|
|
Naar de directe toekomst kijkend zijn de kringen van de KNAW, de Koninklijke Nederlandse Akademie en de AcTI, the Academy of Technoloy & Engineering interessant en boeiend. Ik probeer als secretaris van de sectie Technische Wetenschappen de KNAW mede te leiden naar een bredere belangstelling, minisymposia te organiseren over architectuur (26 okt. 2014 en 24 febr. 2015), over de ‘Grand Challenges in the World’ (1 sept. 2014) en over ‘Smart Cities’, de titel van de International Innovation AcTI Conference op 2 november 2015.
|
|
Mijn aanstelling geschiedde door middel van een ‘wederzijds inspanningscontract’. Bij de aanstelling per januari 1992 was er vanaf de TU naast studenten, staf en wat geld ook een laboratorium beloofd. Ondanks 16 brieven tussen 1992 en 1995 kwam dat laboratorium er niet. Toen mij na 3 jaar een verlenging werd aangeboden heb ik geweigerd. Als er géén lab zou komen, zou het niet de moeite waard zijn om hoogleraar Productontwikkeling te zijn. Ik had immers een innovatielaboratorium in mijn eigen bedrijf. Daar had ik mijn handen aan vol. En twee banen met respectievelijke verplichtingen in de lucht houden, vergt veel energie. De toenmalige decaan Jörgen Rosemann knarste zijn tanden, vertelde hij me veel later op een wandeling in Venetië. Het had niet veel gescheeld of het bestuur had gedacht het hoge spel te blokkeren en professor Eekhout te vergeten. Maar er kwam binnen twee maanden toch een positieve beslissing van het managementteam en bij de aanvang van het nieuwe schooljaar, in sept. 1995, werd het PO Lab, het Laboratorium voor Productontwikkeling grootmoedig door Rector Wakker geopend.
|
|
|
|
De begeleiders en de laboranten hebben altijd met veel genoegen de studenten geïnspireerd, gecorrigeerd en soms opgejaagd. De indruk was, de reacties van oud-studenten over het prototype laboratorium horende, dat veel studenten pas tijdens deze prototypemodule “het licht zagen” in hun studie. Na het doorlopen van die studiemodule wisten ze hoe moeilijk het ontwerpen en ontwikkelen van technische architectuur was. Daar ging het over het uitvinden, ontwikkelen, het als prototype bouwen van componenten en het integreren en coördineren van verschillende elementen en componenten in de industrieel gemaakte architectuur.
Vanaf het begin van het PO Lab leerden we de studenten hun eigen ontwerpen bedenken, tekenen, uitwerken, terwijl we ze ook handambachten aanleerden. Ook de meisjes moesten leren bankwerken en lassen, met haarnetjes en laskappen op. Na de eerste paar jaar was er een studente, vermoedelijk Magda de Vries, die in de zomer na afloop van haar prototypemodule naar een voormalige Sovjetrepubliek reisde, Tjadjikistan. Zij was daar solo als Westerse blondine in een Islamitische republiek en hielp de bevolking door een ijzeren machine te lassen en te bouwen waarmee ze hen bakstenen kon laten maken. Toen beseften we dat we goed bezig waren. We brachten onze studenten kennis en kunde bij. Durf en lef hadden ze zelf. Er is na het vertrek van de tweede UHD die hoogleraar werd, geen nieuwe UHD gekomen. De leerstoel is klein: totaal 1,2 fte. Karel Vollers doet technisch onderwijs. Marcel Bilow doet nu op zijn kenmerkende superenthousiaste wijze en heel succesvol, het prototypeonderwijs in het Bucky Lab met 120 studenten per jaar. Het is een goed lopende studiemodule die veel bekendheid onder studenten heeft. Daarvan wordt ook regelmatig door middel van presentaties en tentoonstellingen in de oranje Oostserre faculteitsbreed genoten.
|
|
Montage activiteiten in het Bucky lab door studenten en Marcel ‘Bucky Lab’ Bilow
|
|
|
|
|
|
Enkele foto’s van de reconstructie van de geometrie van het Maison d’Artiste
|
|
Maison d’ Artiste
Het meest opmerkelijke papieren onderwijs was verbonden met onderwijsmodule ‘Productie & Uitvoering’, ongeveer 15 jaar geleden. Dat was een tweedejaarsmodule waarbij studenten een bestaand gebouw moesten ontmaterialiseren en vervolgens opnieuw, maar anders moesten materialiseren, dus in nieuwe materialen ontwerpen. Een van die mogelijke gebouwen was het ‘Maison d’ Artiste’, ontworpen in 1923 door de kunstschilder Theo van Doesburg en de architect, later zeer beroemde stedenbouwkundige, Cor van Eesteren. Dat was een intrigerend ontwerp, nooit gerealiseerd en moeilijk, dus uitdagend in zijn bouwtechnische uitvoering.
Het ontwerpersduo kreeg na 1923 al snel onenigheid en het model ging helaas verloren. Het ontwerp is alleen bekend in de vorm van de foto’s van het model en wat tekeningen, die niet met elkaar klopten. Het ontwerp staat wel in alle overzichtsboeken over architectuurgeschiedenis. Het had een grote invloed op de Moderne Architectuur.
De erfgenamen van Cor van Eesteren vroegen me in 1999 om een technische haalbaarheidsstudie. Een eervolle opdracht die uitgebreid werd beschreven in een mooi rapport ‘Over de bouwbaarheid van het Maison d’ Artiste’.
Het bleek een interessante culturele opgave te zijn, maar technisch ook zeer complex. Het was uitdagend genoeg om het in het onderwijs in te brengen. Er hebben vervolgens in de studiemodule ‘Productie & Uitvoering’ drie groepen studenten aan gewerkt. Bij de derde groep was er een slimme student, Joris Braat, die erin slaagde vanaf de zwart/witfoto’s met geodetische technieken een digitaal 3D-model te reconstrueren. Daaruit bleek dat de afmetingen, zoals toen bekend, tot 15% verkeerd waren aangenomen.
|
|
|
|
|
|
Aldo van Eyck, Jaap Bakema, Herman Herzberger, Carel Weeber als prominente hoogleraren
|
|
Privaat innovatielaboratorium gekoppeld aan academische wereld
Hoe gaat de academische wereld om met parttimehoogleraren, die dit hoogleraarschap naast hun professionele baan doen? Mijn aanstelling is altijd 2 dagen per week geweest, oplopend tot 4 dagen als er veel werk en weinig collega’s waren. Normaliter zijn TU Delft hoogleraren fulltime aangesteld. Dat wil Rector Karel Luyben ook graag. Parttimers zijn uitzonderingen. Maar op de faculteit Bouwkunde waren er in 2008 ongeveer 40 hoogleraren, van wie 35 parttime en slechts 5 fulltime. Ondanks de druk van het College van Bestuur van de TU Delft lukt het niet om goede architecten, stedenbouwkundig en bouwtechnisch ontwerpers te vinden die hun volle werkweek willen besteden aan de faculteit Bouwkunde. In de bijna 50 jaren dat ik de faculteit ken vanaf mijn studietijd, waren het altijd de extroverte ontwerpers van buiten die kleur, inzicht en engagement gaven. Beroemdheden als Aldo van Eyck, Jaap Bakema, Herman Herzberger en Carel Weeber waren architecten die de faculteit Bouwkunde in mijn studietijd kleur, glans en een goede naam gaven. Ze waren er hoogstens één dag in de week.
|
|
|
|
|
|
|
|
Met de generaties ontwerpers na hen is het niet anders. Een goede ontwerper laat zich niet compleet vastpinnen op een universiteit. Dus met dat gegeven moeten de ontwerpende faculteiten rekening houden. En de rector zal ermee moeten leven.
Met dat gegeven van parttimers als hoogleraren moet ook de betrokken decaan als het ware ‘met een hok vol met postduiven’, orde in de chaos houden. Dat lukt de ene decaan beter dan de andere. Ik heb 9 decanen meegemaakt: Frans Maas, Jürgen Rosemann, Cees Dam, Hans Beunderman, Peter Boelhouwer, Wytze Patijn, Jan Rots, Karin Laglas en nu Hans Wamelink. De één wil dit, de ander neemt precies de tegenovergestelde koers. “The faculty is continuous, the deans are temporary”.
|
|
|
|
|
|
Onderzoek
Maar hoe zit het dan met onderzoek? In groeiende mate wordt onderzoek gedaan door PhD studenten, die momenteel bijna geheel extern of door hen zelf gefinancierd moeten worden. De hoogleraren dienen ook onderzoek te doen volgens ‘De wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek’. Praktijkhoogleraren hebben gemiddeld een aanstelling van 0,4 fte, 16 uur per week. Die tijd wordt verdeeld in 3 delen: onderwijs, onderzoek en valorisatie, alle drie dus ongeveer 5 uur per week. Een hoogleraar met promovendi besteedt zijn deel aan onderzoek gemakkelijk meer dan geheel aan het begeleiden van zijn promovendi. Hij moet ’s avonds die teksten lezen en van zijn commentaar voorzien. Dus veel tijd om zelf onderzoek te doen lijken de parttimehoogleraren niet te hebben. Ze functioneren eigenlijk het best als boegbeelden en inspiratoren.
Innovaties en wetenschap?
Maar zelf ontwikkelen praktijkhoogleraren ook veel nieuwe ontwerpen en realisaties in hun ontwerpbureaus. Ik heb mijn bedrijf altijd gezien als een voor de TU Delft extern innovatielaboratorium waar heel veel gewaagde en experimentele ontwikkelingen plaats vinden in Design, Research & Development. Die projecten worden uitgevoerd als private projecten. Vervolgens worden ze beschreven, gedocumenteerd, gepresenteerd in lezingen, colleges en artikelen, in andere woorden per dia of Power Point naar de academische wereld gestraald. “Beam me over, Scotty”.
In de praktijk worden materiële innovaties volgens contract in hun technisch gedrag beoordeeld. In het academisch debat worden ze op hun innovatiewaarde beoordeeld. Wat is er nieuw, waarom en hoe? In mijn optiek zijn dat dan onderzoeksresultaten van externe, aan de TU met stippellijnen gerelateerde private laboratoria. Dus wordt er heel veel meer onderzoek gedaan op de faculteit Bouwkunde dan blijkt uit de jaaroverzichten, in tegenstelling tot het beeld dat hoogleraren van andere faculteiten van onze faculteit Bouwkunde hebben. Voor de voorzitter van het CvB is het belangrijk dat hij weet dat het risico van het experiment, het zwaard van Damocles, niet boven zijn hoofd, maar boven het hoofd van zijn hoogleraren als privé ontwerpers hangt. Het kan wel eens zo zijn dat de totale omzet van onderzoek van die gehele cluster van geprivatiseerde ontwerpbureaus rond de faculteit Bouwkunde even groot is als het onderzoek op de fundamentele faculteiten van de TU Delft.
|
|
Schema van Faculteit Bouwkunde met externe ontwerp- en onderzoekslaboratoria als satellieten rondom de faculteit, die ook een eigen onderzoeksdomein in het rechtse blok heeft.
|
|
|
|
|
|
Zappi
In 1992 introduceerde ik in mijn oratie het begrip ‘Zappi’ als het nog onbekend, dragend constructiemateriaal dat transparant was en niet zou breken. Collega Thijs Asselbergs was zo vriendelijk me toe te staan het door hem verzonnen woord te gebruiken. Met veel elan werd ‘Zappi’ aangekondigd, in de markt gezet. Al na een jaar kwamen er een aantal Japanners van Asai Glass Company langs om te zien wat zij met 200 onderzoekers niet konden bedenken en in Delft wel bedacht zou zijn. Het kostte nog 3 jaar voordat er in de leerstoel een onderzoeker kwam, Fred Veer, die onmiddellijk zei dat die ambitie van Zappi natuurkundig een onmogelijke droom was.
Maar waar heb je dromen en ambities voor? Om op avontuur te gaan, om avonturen te beleven, om stapjes vooruit te gaan en te genieten van het avontuur! Onze collega’s van TNW en EWI noemen dat ‘vrij en fundamenteel’ onderzoek. Uiteindelijk zijn we na 20 jaar zoveel verder dat we met glas geheel glazen daken kunnen maken. Met balken van 3 lagen gelamineerd glas en gelamineerde glaspanelen. Qua
veiligheid zijn we zover dat een geheel gebroken glazen ligger toch geen instorting van het dak veroorzaakt. Er kunnen één, twee of zelfs drie lagen glas in zo’n ligger gebroken zijn, toch stort de glazen balk en het dak niet in. Overhead beglazing is altijd gelamineerd. Natuurlijk moeten de gebroken glazen balken en panelen dan vervangen worden. Maar een geheel glazen dak kan dus heel veilig zijn. Dat is mijn ‘Zappi’ conclusie. En daarmede heb ik mijn zoektocht naar ‘Zappi’ beëindigd!
|
|
Volledig belaste, geheel gebroken, maar niet ingestorte glazen ligger in het laboratorium dec. 2014
|
|
|
|
|
|
Blobs
Geïnitieerd vanuit de toenemende belangstelling voor vrijevormarchitectuur, aangesticht door de eerste architectonische explosie van het Guggenheim museum in Bilbao in 1995, heeft Karel Vollers na zijn dissertatie de leiding gehad van het ‘Blobs’ onderzoek, een wat meer populaire naam dan ‘vrijevormarchitectuur’. Eigenlijk zijn dat vormen, in dit geval gebouwvormen, die wiskundig niet gedefinieerd kunnen worden. Het zijn geometrisch willekeurige vormen, puntwolken. Mijn gewaardeerde collega Kas Oosterhuis spreekt liever van ‘non-standard architecture’, maar dat is weer veel te breed, mijns inziens. Want wat is standaard?
Nadat Karel Vollers in 2001 bij collega Jan Brouwer en mijzelf was gepromoveerd op zijn dissertatie ‘Twist & build’, (ISBN 9789064504105) ontwierp Santiago Calatrava pas zijn getordeerde ‘Turning Torso’ in Malmö, gebouwd in 2005. Dus ik beschouw Karel Vollers als een initiator die de ontwikkeling van de bouwtechnologie goede en historische impulsen heeft gegeven. Ook daarover is een boek geschreven van een aantal vrijevormdenkers in de leerstoel: ‘Free Form Technology from Delft’.
|
|
Afbeeldingen links en midden dissertatie Karel Vollers 2001; Turning Torso, Malmö 2005
|
|
|
|
sandwich daken van Rabin (arch. Moshe Safdie)
|
|
|
|
|
|
De bouw heeft vele innovatiemogelijkheden, maar we lopen vaak langs de randen van de afgrond. Men weet dat daar de mooiste bloemen bloeien. Het buitenland trekt. Zoals Jozef Luns, in de jaren 60 minister van buitenlandse zaken, eens gezegd schijnt te hebben; “Ik ben minster van buitenlandse zaken van een piepklein landje, maar met een gigantisch buitenland”. Er is veel werk in het buitenland, terwijl er in Nederland een recessie is. Sinds de vastgoedcrisis in 2008 is mijn bedrijf in grootte verdubbeld en we plannen nu ook een verdubbeling van de fabriek en het kantoor. En de startuppionier, mijn bedrijf Octatube kreeg immers de naam van het afstudeerwerk uit 1973, ziet inmiddels dat het bedrijf in de tweede, organisatorische fase van een heus familiebedrijf is aangeland. Al die vindingen en avonturen had ik niet kunnen ondernemen zonder de onvoorwaardelijke steun van de trouwe Octatube hoofden en handen. Zonder hun inventiviteit waren al die innovaties niet tot stand gekomen. Zij zien en voelen zich ook deel van de bedrijfsfamilie.
Over alle avonturen in projecten, over het specialisme, over de niche waarin ik werk, over de aanpak en over de onderliggende methodologie heb ik met plezier mijn studenten verteld. Over de projecten is een boek samengesteld: ‘Lectures on Innovations in Building Technology’ .
|
|
Afbeeldingen van de hangende koepel van de Friesland bank in Leeuwarden (arch. Aad van Tilburg)
|
|
|
|
|
|
Meerdere onderzoekers werkten mee, zoals Thijs Asselbergs, Joris Veerman en Rutger Wirtz. Maar er was ook steeds een kring van 10 (voortdurend wisselende) industriële partners om het project heen, die voor de externe financiering zorgden. Daarnaast was er een grote groep van 30 sponsors die onderdelen van het Concept House in natura schonken of uitleenden onder bepaalde condities. Zonder deze genereuze schenkingen en leningen was het niet mogelijk geweest om het prototype als een bewoonbare woning uit te rusten en op te leveren als Living Lab.
In Rotterdam ontstond een Concept House Village, een soort experimenteel laboratorium waar ons Concept House DELFT Prototype het eerste bouwwerk zou zijn. Er werd een plan voor de ontwikkeling en realisatie gemaakt, de decaan zette haar handtekening op 30 juni 2011. Vanaf december 2011 kon op het Concept House Village in Heijplaat, (Rotterdam), het eerste full-sizeprototype gebouwd worden van een energiepositief stapelbaar appartement, industrieel geproduceerd (min of meer, dit was uiteraard nog een experiment), plug & play ontworpen, met een uiterst minimale ecologisch voetprint op houtskeletbouwbasis en met een duidelijk energiepositief gebruik (‘nul-op-de-meter’). Een dergelijk prototype was voor de faculteit zeer nieuw en buitengewoon, voor mij als constructief ontwerper was het een prototype zoals je dat altijd maakt bij een innovatie voordat je aan een project begint. Het maken van prototypes is dus in de afgelopen decennia vanuit de leerstoel bij de faculteit Bouwkunde ingebracht, het Maison d’Artiste en het Concept House zijn daar de blijvende resultaten van.
|
|
Het gerealiseerde Concept House Prototype als proefappartement in Heyplaat, Rotterdam
|
|
|
|
De extern ingehuurde onderzoekers Jaap van Kemenade (industrieel ontwerper) en Rutger Wirtz (bouwkundig ingenieur) bleken meer te moeten bouwvakken dan te ontwikkelen en te onderzoeken. In werkelijkheid was het een coördinatie- en integratieproject. De decaan van de faculteit Bouwkunde was niet erg onder de indruk van het kennelijk financiële gedoe om dit project heen, hoewel dat heel netjes en volgens afspraak werd afgerond. Na het vertrek van Arjan van Timmeren heb ik het Concept House Prototype project zelf afgerond. Het werd op 5 oktober 2012 geopend door mijn collega Jon Kristinsson en Ena Voûte, de decaan van de faculteit Industrieel Ontwerpen. Ik heb ook het boek ‘Concept House DELFT Prototype’ met de onderzoekers geschreven en geredigeerd. De faculteit Industrieel Ontwerpen gebruikt het prototype onder leiding van collega David Keyson als Living Lab om er diverse onderzoeken te doen.
Het Concept House heeft als experiment een contractuele levensduur en een opstalvergunning van 3 jaar, tot november 2015. Daarna wordt het gecontinueerd, verplaatst of verkocht al naar gelang de TU beschikt. Mits er maar rekening gehouden wordt met de investeringen van de oorspronkelijke partners en sponsors, die volgens afspraak met hen moeten terugvloeien naar onderzoek ten dienste van industriële ecologische woningbouw. Het Prototype zou zelfs naar de campus van de TU Delft toe kunnen komen en geplaatst kunnen worden op de Green Campus. Het is een altijd warme, energieneutrale driekamerwoning. Daarop kan, indien het prototype als woning verkocht zou gaan worden, wellicht via Marktplaats ook een bod gedaan worden. Het prototype kan integraal over het water vervoerd worden.
Maar mijn Concept House ambitie gaat verder: om te stimuleren een Concept House Urban Villa te bouwen, een blok van 16 woningen, waar ook de seriegrootte ecologisch zou gaan meetellen. Er zijn verschillende pogingen geweest om tot een project te komen, want het is tenslotte maar een totaalproject van 3 tot 4 miljoen euro. Er is tevergeefs STW subsidie gevraagd. Vóór 2020 wordt er een Concept House Urban Villa gebouwd die energiepositief is. “The proof of the pudding is in the eating”. Een voorstel met architect Wiebe van Houten, oud-afstudeerder, strandde in een competitie van woningcorporatie Portaal voor 60 woningen in Leiden onder de titel ‘Confect House’. Die competities, hoe goed ook bedoeld, hebben een leercyclus van 3 jaar minimaal. En het is nog 6 jaar tot eind 2020. Dus heb ik een acceleratie bedacht in het experimenteren met energiepositieve hoogbouw.
|
|
|
|
Energiepositiefwonen in autarkische stadsvilla’s in Almere
|
|
Onlangs heb ik in een door woningcorporatie Portaal opgeroepen kring van progressieve belangstellenden voor de woningbouw, Barbahuis, voor een soort ‘Weissenhofsiedlung’ , (experimentele woonwijk in Stuttgart, 1927) in Nederland gepleit om die ontwikkelingen en het leerproces naar 2020 toe aanmerkelijk te versnellen. In feite zou het de ontwikkeling van energieneutrale woningbouw in verdiepingen voor 2020 zeer stimuleren als het experiment ergens gerealiseerd zou kunnen worden. Ik zet me er regelmatig graag voor in, ook als emeritus. Op voorwaarde dat het proces goed beschreven en gepubliceerd wordt.
Momenteel zijn er zeer positieve gesprekken gaande met de gemeente Almere om daar een verzameling van 6 tot 8 autarkische experimentele Urban Villa’s te ontwikkelen en te realiseren, elk ontwikkeld door een eigen consortium, met grote verscheidenheid in opzet en techniek. Het doel is in een korte tijd van een enkele bouwcyclus een 6 tot 8 maal grotere ervaring in de drie cycli van ontwerpen & engineeren, produceren & bouwen, bewonen & terugkoppelen te kunnen realiseren. Op weg naar 2020, want vanaf dat jaar mogen we in Nederland geen hoogbouw meer realiseren die niet energieneutraal is. Vanuit het Barbahuisconcept, geïnitieerd door de Utrechtse woningcorporatie Portaal, zijn haar zeven consortia op geroepen aan dit experiment deel te nemen. De voorbereidingen zijn in gang gezet. Het Concept House onderzoek gaat de maatschappij in als ‘Energiepositiefwonen’.
|
|
|
|
|
|
Het doel van Concept House is om zelfvoorzienend te zijn in haar energie. 40% van het nationaal energieverbruik is afkomstig uit de gebouwde omgeving. Overigens, de decentrale stroomopwekking zoals die ook in het Concept House project voorkomt, baart de energiebedrijven grote zorgen. Zij zien hun rol zeker ‘kantelen’ van producent naar makelaar. Gasgestrookte energie kan meer of minder in de aanvoer gereguleerd worden, maar bij wind- en zonne-energie is dat niet mogelijk. Die moeten geoogst worden als er wind en zon staat. Hier komt dus het probleem van opslag naar voren en heen en weer transport: Smart Grids. Daar wordt op de TU Delft door andere collega’s op gestudeerd en mee geëxperimenteerd.
De bouw en onderzoek
Dat brengt me op het onderwerp van de bouw en onderzoek. Ik voel me een onderzoekende ontwerper. Ik analyseer en ontwerp het liefst, beschrijf en publiceer graag. In de wetenschap dat mijn publicaties behoorlijk gelezen worden, blijf ik nog jaren aan het front van de ontwikkelingen door steeds te innoveren. Ik voel me een architect-uitvinder, geen architect-componist, zoals mijn collega-architecten. Er is zeker veel ruimte voor technisch denkende architecten of architectonisch denkende bouwtechnologen op de faculteit om onderzoek te doen en onderwijs te verrichten.
|
|
Een aantal innovaties: Quattro SR, High Tech in Londen, kartonnen brug, polyester daken.
|
|
|
|
|
|
18 veranderingen in de samenleving
|
|
De Gouden Driehoek van samenwerking tussen universiteit, bedrijfsleven en overheid.
Rijksbouwmeester Frits van Dongen durfde in 21 september 2013 uit te spreken in het Financieel Dagblad: ”Nederland is voorlopig wel uitgebouwd”. In grote lijnen zit daar veel waarheid in, maar de bouwopgave is ook behoorlijk veranderd. Veel meer verbouwingen, renovaties, upgradingen, herbestemmingen, meer trek naar de stad, bouwen voor kleinere huishoudens. Over 15 jaar is 40% van de bevolking alleen wonend. En die jonge professionals hebben behoefte aan sociale contacten. Digitaal is steeds belangrijker, maar niet voldoende. De fysieke behoeften blijven ook gelden, dus ook het sociale leven en het straatleven verandert. De digitalisering verandert het leven. Ik zie het met plezier aan de jonge mensen om mij heen. Dat zal een heel andere manier van leven, samenwerken en samenleven worden. Niet mijn wereld, maar wel een onvermijdelijke toekomst.
|
|
|
|
|
|
Het metabolisme van de stad [Dirk Sijmons]
|
|
Tot mijn vreugde heb ik veel collega’s buiten de faculteit Bouwkunde gesproken in de afgelopen 15 jaar die het roerend met me eens zijn en vanuit hun faculteiten heel belangstellend zijn naar wat wij doen. Dat begon in 1999 in de Raad van Hoogleraren, een strenge adviescommissie onder de rector. Daar werden de boeken van nieuwe, te benoemen ontwerphoogleraren van verschillende faculteiten uit mijn handen gegrist. Bleven weken weg en werden doorgegeven. We hebben als architecten de naam minder diepgang te hebben dan de TU wenst, maar men weet ook dat we als koepeldenkers over van alles iets weten. Er zijn weinig koepeldenkers op de TU Delft. Zij is trots op haar specialisten, maar de koepeldenkers maken de connectie naar de maatschappij en daar is ook een goede plaats voor.
Ik heb altijd met veel plezier gesproken met de collega-ontwerpende hoogleraren uit andere faculteiten. Ik heb het geluk gehad tweemaal in deze aula een congres te mogen organiseren van verschillende ontwerpende hoogleraren: ‘Delft Science in Design 1 en 2’ in 2005 en 2007. Rector Jacob Fokkema was enthousiast. We bleken veel gemeen te hebben. Hij sprak in die tijd beurtelings over zijn eigen faculteit ‘Mijnbouwkunde’ en over ”mijn Bouwkunde”.
Nog steeds zijn de ontwerphoogleraren van de verschillende faculteiten vrienden en hebben we goede gesprekken: zoals Adriaan Beukers, Han Brezet, Bruno Ninaber, Louis de Quelerij en Frans Bijlaard. Het was ook een mogelijkheid voor goede samenwerkingen, specifiek met Industrieel Ontwerpen, met Civiele Techniek, met Vliegtuigbouwkunde en Scheepsbouwkunde. Met Werktuigbouwkunde hebben we
een afhankelijke relatie, want we weten ook dat onze energieneutrale woningen en gebouwen in de toekomst voor een groot deel afhankelijk zullen zijn van allerlei installaties, waar wij als architecten geen verstand van hebben. We kijken er tegenaan als tegen een black box. De kosten van installaties in gebouwen stegen in de laatste 30 jaar van 10% naar 30% en meer.
|
|
|
|
|
|
Routekaart Innovatieakkoord Bouw
|
|
Dus een vurig advies aan de volgende generatie is: bereid je voor op die toekomst voordat je door de werkelijkheid ingehaald wordt. Wees niet postactief en probeer niet nog een paar jaar te rekken, maar wees proactief. Het kan best. Ik heb besprekingen aangeknoopt met 3TU.Bouw, HBO-Bouw, Bouwend Nederland, de Aannemersassociatie, de toeleveranciers NVTB, de nationale Bouwcampus, Building Changes, BNA en NL Ingenieurs om een gezamenlijke bouwagenda voor onderzoek & ontwikkeling op te zetten en vervolgens in te dienen voor de selectie van de Nieuwe Nationale Wetenschapsagenda. Alexander Rinnooy Kan, de duo voorzitter, staat er welwillend tegenover, mits de geleverde kwaliteit goed genoeg is.
|
|
|
|
Het wachten is nog even op de realisatie van de vergroting van de Kuip in Rotterdam, waar ik me als secretaris van de vrijwilligersactiegroep Stichting Reddekuip voor heb ingespannen. Hoewel de bal tot voor kort op het speelveld van de BAM lag, blijven we de ontwikkelingen met veel interesse volgen. Ook daar wordt de geschiedenis een andere draai gegeven.
Ik zie de relatieve waarde van gebouwen ten opzichte van boeken. Sinds de Grote Brand van Bouwkunde in 2008 ben ik niet meer overtuigd van de eeuwigheid van gebouwen, niet van betonnen gebouwen, zelfs niet de stoere betonnen gebouwen van Jaap Bakema. Daarom wil ik U een toepasselijk citaat van de Vlaamse dichter Herwig Verleyen niet onthouden: “Beitel mijn naam in het hardste marmer en nog wist de tijd hem uit, maar fluister mijn naam in een gedicht en hij blijft eeuwig”. Tot de architecten in de zaal zou ik willen zeggen: Pas als er literatuur geschreven wordt over een van Uw gebouwen, zullen die gebouwen eeuwig leven. Zoals de muziekkoepel van Haarlem werd vereeuwigd in een roman.
|
“
Beitel mijn naam in het hardste marmer en nog wist de tijd hem uit, maar fluister mijn naam in een gedicht en hij blijft eeuwig.
”
|
|
Tot slot
Dames en heren, ik ben aan het eind gekomen van mijn laatste officiële openbare les. Het zal u duidelijk zijn geworden dat er nog veel te doen is in dit prachtige wetenschapsgebied van de Productontwikkeling. Ik zie dit moment dan ook niet als een afscheid van de TU Delft, van de 3TU of van de academische wereld, alleen maar als een afscheid van mijn verplichtingen. De TU hoeft mijn salaris niet meer te betalen, ik hoef mij niet meer te houden aan de disciplines van de decanen en hun administraties. Wij hebben als ervaren hoogleraren nog niet eens handtekening bevoegdheid. Ik heb me er zeer over verbaasd, om het voorzichtig te zeggen. Mij resten slechts de rechten als academicus om gevraagd en ongevraagd adviezen te geven. Om een oud-decaan te citeren: “Ik moet helemaal niets”. Die rechten zal ik met genoegen in het publieke domein exploiteren. Op vele niveaus zal ik stimuleren.
Ik dank de vele engelen die ik op mijn weg vond, Mieke, mijn zoons Nils Jan en Maxim, familie en vrienden, medewerkers en medewerksters, die begrip voor mijn vluchtigheid hadden. Die mij ook een beetje intoomden en zeiden: “Hold your horses”. Die mij waarschuwden dat academische wereld anders zou reageren dan ik dacht, als directeur van een middelgroot design & build bedrijf met meer dan 80 man personeel en een omzet van de helft van de faculteit. Mijn ethische sparring partner Wim van Paassen spreekt altijd van ‘engelen en bengelen’. De enkele bengelen die ik tegenkwam heb ik gewoonlijk ook zelf door mijn heftigheid zo gevormd; mijn niet al te welgemeende excuses daarvoor. Ik heb met deze functie als hoogleraar 24 jaar lang, in feite een dubbele baan - met veel plezier - vervuld. Er was geen dag dat ik met loden schoenen naar Bouwkunde toog. Het is een roeping om zo te mogen werken, te leven en te genieten.
Ik dank de studenten die ik ’s avonds pizza’s moest brengen in mijn laboratorium omdat ze hun Maison d’Artiste prototype af wilden maken en het steeds weer tegen zat. Ik dank hen ook voor de geniale vondsten waarmee ze me af en toe verrasten. Ik dank mijn collega’s voor hun begrip om deze ‘Dynamick’ , zoals mijn engelen me soms noemden, in toom te houden, te tolereren en prettig gestoorde gesprekken te hebben.
Ik dank mijn ontwerpende vrienden in de andere faculteiten en de andere universiteiten. Ik zie hen als ‘Strijders van het licht’ om Paulo Coelho te spreken, voor hun stimulerende gesprekken en soms voor de samenwerking. Ook al is ons ‘Radical Design for Society’ er niet van gekomen door het overlijden van Wubbo Ockels en het emeritaat van andere ontwerpende collega’s.
Ik dank de decanen en CvB’s van deze TU Delft dat zij mij zolang getolereerd hebben.
Ik dank U, geacht publiek, voor uw geduld om deze waterval aan woorden en beelden aan te horen en aan te zien. En wens U een goede toekomst toe.
Ik heb met veel plezier gedaan.
Ik heb gezegd.
|
|
|
|
|
|
|