Na 1945:
Glas als medium voor vrije expressie Hedendaagse kunst met glas als materie is in ons land, in vergelijking met de ons omringende landen, weinig gekend. Des te meer is het verantwoord in deze aflevering er belangstelling voor te wekken, omdat we hier te doen hebben met een jonge, boeiende kunsttak, waaraan nog maar een paar musea aandacht schenken. In de jaren vijftig werden tendensen merkbaar in de progressieve kunst 6die leidden tot de ontvoogding van alle materialen als artistiek medium. De Arte Povera recupereerde afvalmaterialen om ze op uitdagende wijze tot kunstwerken te proclameren. Anderen gaan experimenteren met textiel en klei; ook Pablo Picasso en Raoul Dufy maken schalen en vaatwerk. Tezelfdertijd had het kunstambacht zowat haar doelstellingen verloren als producent van bezield en decoratief gebruiksgoed, omdat de industrie zich met de kunst had verzoend en de industriële vormgeving openbloeide, vooral in Finland en Italië, maar ook in andere landen. Glas- en keramiekfabrieken als Littala en Arabia nabij Helsinki stelden in het bedrijf ateliers ter beschikking van kunstenaars. In Italië werd de relatie vormgeving-industrie zo belangrijk gevonden dat in Milaan de Triënnales voor Toegepaste Kunst meer en meer werden toegespitst op vormgeving. Reeds in de jaren dertig nam de Glasfabriek Leerdam Andries Copier in dienst, die zich naderhand artistiek ging vervolmaken en voor het bedrijf Unica ging ontwerpen, dat toch duidelijk wijst op een ambitie in de richting van de kunst. De jaren vijftig gingen op zoek naar een nieuwe vormgeving, die tien jaar geleden nog als erg lelijk werd ervaren, met een gevoel van nieuwe wijn in oude zakken. Vandaag worden de fifties opgehemeld en behoren de objecten uit die tijd tot gegeerd 'antiek'. De Wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 gaf een merkwaardig status quo van de evolutie in die modernistische stijl. De laatste dertig jaar heeft glas als medium voor artistieke expressie een steile opgang gekend. Reeds in 1960 nodigde Egidio Costantini kunstenaars als Pablo Picasso en Marc Chagall uit om voor zijn bedrijf Fucina degli Angeli in Venetië glassculpturen te ontwerpen. In 1962 gaf de Amerikaanse pionier Harvey Littleton zijn eerste lessen aan de kunstafdeling van de universiteit van Wisconsin. Op een reis in Europa ondekte hij Erwin Eisch die in het familiaal glasbedrijf in Frauenau in Beieren na zijn uren met glas 'speelde'. In 1969 stichtte Sybren Valkema de glasklas aan de Rietveldacademie in Amsterdam. De Studio Glass Movement, rond die tijd ontstaan, is over de hele wereld verspreid. Er bestaat in verschillende landen een gedegen opleiding; er worden regelmatig seminaries en exposities gehouden, confrontaties en wedstrijden georganiseerd. Hierdoor is de kunst met het medium glas bijzonder snel geëvolueerd en vallen er diverse richtingen te onderscheiden die rond twee visies scharnieren: een voortbouwen op de traditie door de herinnering aan de geblazen recipiënt levendig te houden, of een pure artistieke inspiratie, waarbij glas in eender welke vorm en vaak bijna toevallig de idee gestalte geeft. De Verenigde Staten hebben een ongemeen uitgebreide en gevarieerde produktie. In Europa zijn Tsjechië, Finland, Zweden en Nederland toonaangevend, maar ook Duitsland, Engeland en Frankrijk hebben merkwaardige kunstenaars. Italië verzoent design met vrije expressie. In ons land komt de kunst met glas traag op gang, omdat er, buiten de avondklas in het voortgezet onderwijs in het Instituut voor Kunstambachten in Mechelen, vrijwel geen opleiding en ruggesteun bestaat. In Vlaanderen en Brussel hebben slechts twee instellingen een verzameling glas uit de 20ste eeuw: de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel en het Museum voor Sierkunst in Gent. Tot voor kort was er een kamer met hedendaagse glaskunst in het Provinciaal Museum Sterckshof in Deurne, die door de herinrichting als Zilvercentrum is weggevallen. De verzameling van dr. Dirk Schrijvers, die er een paar jaar in bruikleen onderdak heeft gevonden, is thans overgebracht naar het Museum voor Sierkunst in Gent. De prachtige nieuwe vleugel van dit museum, geopend in 1992, leent zich uitstekend voor de realisatie van het hoofdprogramma: de sierkunst van de 20ste eeuw. Op de verdiepingen staan de diverse kunstambachten in een soort biotoop bij elkaar: meubilair, glas en keramiek, zilver en tin, juwelen. Op de eerste verdieping zijn de reeds historische periodes uit de 20ste eeuw ondergebracht, boven staan de ontwikkelingen uit de laatste decennia te kijk. De samenstelling van de collectie glas uit de 20ste eeuw begon tussen 1920 en 1930, toen de dynamische voorzitter van de aankoopcommissie, Leon Leirens, enkele eigentijdse stukken, art deco glas dus, kon verwverven. Het huis René Lalique gaf in 1926 zelfs enkele prachtige seriestukken cadeau. Daarna werd de 20ste eeuw geheel uit het oog verloren tot aan de aanstelling van Lieven Daenens als conservator, vroeg in de jaren zeventig. In feite is bijna de gehele collectie 20ste eeuw verworven in de laatste vijftien jaar. Van groot belang was het recente legaat Havermans, dat de verzameling glas uit de art nouveau- en art deco-periode op bijzondere wijze gestalte gaf, ook in de breedte, met objecten uit verschillende vooraanstaande maar ook kleinere bedrijven uit Europa en een stukje van Tiffany, New York. Vaak zijn verwervingen mogelijk naar aanleiding van exposities, zoals de Nederlandse aanwinsten - Mieke Groot, Richard Meitner, Floris Meydam, Sybren Valkema - dankzij de tentoonstelling Leerdam Unica in 1979. De retrospectieve van Stanislav Libensky en Jaroslava Brychtova in 1991 in het Centrum voor Kunst en Cultuur in Gent resulteerde in de schenking door de kunstenaars van een prachtige sculptuur. De vaassculpturen van Marco Zannini en Ettore Sottsass voor Memphis uit de jaren tachtig zijn aankopen vanuit een visie op de collectievorming, die opteert voor de keuze van de belangrijkste, meest invloedrijke richtingen in het brede aanbod. De verzameling van dr. Dirk Schrijvers die recent in bruikleen werd ingehaald, is dan weer een welkome aanvulling door haar diversiteit en haar belangstelling voor minder bekende jonge makers naast gevestigde waarden. De collectievorming in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis vertoont gelijkenissen en verschillen. Het afdelingshoofd, de heer Henri Fettweiss, moet rekening houden met zijn collega's van de vele andere afdelingen van dit grootste museum van België, die allen hun verwervingsverzuchtingen hebben, te dragen door een al bij al beperkt budget. In het verleden was er vaak meer ruimte. Brussel mocht aan het eind van de 19de eeuw tot de Europese centra voor vernieuwing in de kunst gerekend worden; onder invloed van dit fenomeen werd toen 'eigentijdse' kunst gekocht, zoals siervazen van Emile Gallé, rechtstreeks bij de artiest-producent in Nancy. De openheid voor de actualiteit liet toe op de expositie van Franse kunst in Brussel in 1920 tien stukken van René Lalique aan te kopen. Voor een bijzonder ruime aanwinst werd in 1925, naar aanleiding van de Exposition Internationale des Arts décoratifs et industriels modernes te Parijs, een bijzonder krediet uitgetrokken! De Brusselse verzameling is dan ook zeer goed gestoffeerd in art deco objecten, niet in het minst door de schenking door Florence Marinot van 101 voorwerpen van haar vader Maurice Marinot, waardoor Brussel hiervan de belangrijkste collectie ter wereld bezit. De verwerving van glaskunst na 1945 heeft in feite pas in de jaren zeventig een aanvang genomen, een paar aankopen naar aanleiding van de wereldtentoonstelling in 1958 in Brussel niet te na gesproken. In 1978 besloot Henri Fettweiss tot een programma van prospectie in de belangrijkste glaskunstproducerende landen. Zijn eerste contacten leidden hem naar Italië, waar hij bijzonder veel respons kreeg van de kunstenaars die hem, dankbaar voor de belangstelling, naast zijn aankopen ook nog ouder werk als cadeau meegaven. Naderhand werden ook bij Tsjechische glaskunstenaars enkele sculpturen verworven. De musea van Gent en Brussel hebben als enige musea in Vlaanderen de hedendaagse glaskunst op het programma staan. In België zijn er voorts nog de Musées du Verre van Luik en Charleroi die verdienstelijke pogingen ondernemen om een collectie uit te bouwen. Al valt er veel moois te bekijken, toch staan we ver af van de schitterende ensembles van Düsseldorf, Coburg of Lausanne, waar met grote middelen, autoriteit en verregaand mecenaat zoveel meer mogelijk is. Nochtans is glas een bijzonder charmerende materie, en behoort de expressie met dit medium tot de meest boeiende disciplines, die ook in de musea in Vlaanderen recht heeft op de volle aandacht.